Fiat 124

 

 


Fiat 124


Alle plaatjes kunnen zonder probleem worden gedownload

 

wilt u een grotere foto downloaden?
bv van blazijde 40; dan ziet de link er zo uit:

https://media.armisoft.nl/images/fiat124g/fiat124_040.jpg

op de plaats van 040.jpg vult u uw gewenste bladzijde in

 
















































Waar vind ik
• inrijvoorschriften 4
• controle- en bedieningsorganen 9
• verwarming en luchtverversing 14
• wiel wisselen . 16
• onderhoudsvoorschriften . 19
• zekeringen 26
• Fiat 124 Familiale 40
• vullingstabel 44
• complete inhoudsopgave 45

• HOE WORD IK WEGWIJS IN MIJN AUTO?
• ONDERHOUD

• TECHNISCHE GEGEVENS • . FIA T 124 FAMILIALE
A.
. NEGENDE DRUK

GEGEVENS VOOR DE IDENTIFICA TIE

2
A: – Identiteitsplaatje, waarop typenummer van de motor met type-aanduiding
– chassisnummer
– serienummer voor onderdelen
– speciale aanduiding Versione 111
– kleurnummer van de lak
B: – Typeaanduiding (124 A) van het chassis en chassisnummer
C: – Typeaanduiding van de motor (124 A.OOO) en motornummer
1111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111

WAARSCHUWING!
Bijzondere aandacht wordt erop gevestigd, dat ter voorkoming van ernstige
moeilijkheden bij een eventuele identificatie van de auto, b.v. bij controle
door de douane, beide ingeslagen nummers steeds duidelijk leesbaar moeten zijn.
Men zorge dus ervoor, dat geen der nummers op enigerlei wijze wordt geschonden
of bedekt.

INTRODUCTIE
In dit instructieboekje, dat bij iedere nieuwe FIAT wordt verstrekt, worden die
inlichtingen gegeven, die noodzakelijk zijn om met uw wagen om te gaan, alsmede
de onderhoudsvoorschriften waaraan u zich als berijder dient te houden om ervan
verzekerd te zijn dat uw automobiel steeds in “top-conditie” is. In het laatste
deel vindt u tenslotte de voornaamste technische gegevens.
Ons streven is erop gericht dit boekje zoveel mogelijk “up to date” te houden,
desondanks is het mogelijk dat op bepaalde punten de afbeeldingen en
beschrijvingen verschillen vertonen met uw automobiel of sommige delen ervan. In
geval van belangrijke verschillen worden deze zo mogelijk in een apart
supplement je nader beschreven.
Met inachtname van het bovenstaande zal dit boekje u een nuttige hulp zijn,
waarop u bij het verkennen van uw nieuwe FIAT kunt bouwen.
Wij raden u aan de tijd te nemen, om dit boekje rustig door te lezen.
ONDERDELEN
Om steeds een zo goed mogelijke werking van alle organen van de wagen te
garanderen wordt eraan herinnerd, dat vervanging van onderdelen steeds dient te
geschieden met originele FIAT-onderdelen. Deze onderdelen kunnen worden
betrokken van de FIATagenten.
FIA T-SERVICE
Voor wat betreft de overige onderhoudswerkzaamheden aan uw wagen, alsmede voor
het verhelpen van eventuele mankementen raden wij u dringend aan uw FIAT steeds
te brengen bij één der FIAT-servicestations, die ten dienste van FIAT-rijders
zowel in het binnenland als in het buitenland zijn ingericht. Deze
servicestations zijn ingesteld op een doeltreffende, snelle en billijke
uitvoering van alle onderhouds- en servicewerkzaamheden; zij beschikken over
gespecialiseerd personeel en speciaal voor deze service ontworpen hulpmiddelen
en gereedschappen.
Om uw FIAT bedrijfszeker en economisch te onderhouden ontwierp de
FIAT~organisatie voor de gebruikers een ~nderhoudssysteem met een
servicecouponboekje. Dit boekje wordt bij iedere nieuwe FIAT afgegeven, zodat u
op doeltreffende en eenvoudige wijze een overzicht van het onderhoud van uw
wagen heeft.

Overal waar u dit bekende FIAT-servicebord tegenkomt, kunt u rekenen op een
uitstekende behandeling van uw auto.
Overigens staan wij steeds ter beschikking van onze cliënten om hun in het
belang van het allerbeste rendement van hun wagen inlichtingen en raadgevingen
te verstrekken.
3

VOORSCHRIFTEN VOOR DE INRIJPERIODE
Dank zij de voortgang in de techniek kan Uw nieuwe wagen vanaf het begin worden
‘bereden zonder al te stringente inrijvoorschriften. Indien U onderstaande
raadgevingen opvolgt gedurende de eerste 1500 km kunt U verzekerd zijn van een
wagen met optimaal rijgenot. uitstekende prestaties, een redelijk
benzineverbruik en een lange levensduur van de motor.
Niet bruusk optrekken als de motor nog niet op temperatuur is (dit moet U voor
gewoonte houden, ook nà de inrijperiode);
het gaspedaal nooit helemaal intrappen en ook in de lagere versnellingen de
motor niet te veel toeren laten maken, m.a.w. de
toegestane snelheden zijn:
in de eerste versnelling ….. in de tweede versnelling
in de derde versnelling
in de vierde versnelling …..
25 km/u 45 km/u 75 km/u
120 km/u
niet aan één stuk door met dezelfde snelheid rijden, speciaal op lange trajecten
zoals een autoweg een beetje variatie in de snelheid brengen;
4
tijdig terug schakelen in een lagere versnelling zodat de motor steeds
moeiteloos blijft lopen;
de olie van de nieuwe motor pas bij de gratis servicebeurt laten vernieuwen;
tussen de 1500 en 3090 km nog niet het uiterste van Uw motor vergen; in dit
stadium van de inrij-periode kunt U van tijd tot tijd accelereren tot de
topsnelheid, waarna U de snelheid geleidelijk weer verlaagt.
Bedenk dat een verstandige rijstijl de levensduur van de motor en alle andere
mechanische delen alleen maar ten goede zal komen en kostenbesparend zal werken.

GARANTIE
In het bij iedere nieuwe FIAT afgegeven servicecouponboekje bevindt zich een
garantiebewijs en zijn de garantiebepalingen vermeld. Voorts bevindt zich daarin
een speciale servicecoupon, die recht geeft op een (bij ca. 2500 km.) uit te
voeren gratis servicebeurt. waarbij alleen de gebruikte smeermiddelen in
rekening worden gebracht.
In verband met het in de Garantiebepalingen gestelde is het in het eigen belang
van de koper ervoor te zorgen, dat de gratis servicebeurt en daarna de geregelde
smerings- en onderhoudswerkzaamheden op tijd worden verricht. Overtuigt U ervan,
dat de uitvoerder aantekening van deze beurten heeft gedaan.
BEWAAR HET SERVICECOUPONBOEKJE ALTIJD IN UW AUTO ZODAT U HET STEEDS
BIJ U HEBT

PORTIEREN
Openen van buiten af
Het openen van de portieren van de buitenkant geschiedt door de onder de
handgreep aangebrachte kruk omhoog te drukken.
Bij het openen van één der voorportieren gaat automatisch de binnenverlichting
branden.
Voorportieren
Zowel het linker als het rechter portier zijn voorzien van een slot, waarmee
deze van de buitenzijde kunnen worden afgesloten. Van binnenuit kunnen de
portieren uitsluitend worden vergrendeld als deze reeds gesloten zijn, door het
knopje 0 in de raamlijst in te drukken.
WEGWIJS
IN•UW ‘FIAt 124
Sleuteltjes
U ontvangt bij de wagen twee stel sleuteltjes.
De korte symmetrische is het contactsleuteltje.
De iets langere asymmetrische is het sleuteltje voor de portieren en de
bagageklep.
Elk sleuteltje heeft een nummer; aanbevolen wordt deze nummers te noteren
aangezien bij eventueel zoek raken het alleen mogelijk is om de sleutels na te
maken wanneer men over dit nummer beschikt.
Indien het sleuteltje niet goed in het slot glijdt kan men FIAT-slot spray in de
sloten spuiten, waarna men het sleuteltje meestal zonder moeite in het slot kan
steken.

PORTIEREN KEN
EN
ZITBAN-
Druk dit knopje dus niet in als het portier geopend is, aangezien het portier
dan toch niet op slot gaat, terwijl het mechanisme beschadigd kan worden.
Het portier kan van binnenuit worden geopend door aan kruk C te trekken.
Om de auto van buiten af te sluiten moet altijd gebruik worden gemaakt van de
sleuteltjes. U kunt dus nooit de wagen op slot doen als de sleuteltjes er nog in
liggen.
5

Achterportieren
Het afsluiten van de achterportieren kan geschieden door het knopje E in de
raamlijst in te drukken; bij de achterportieren is dit ook mogelijk als het
portier nog is geopend; echter kan men de achterportieren slechts van binnenuit
openen als deze zijn ontgrendeld. Om de portieren van binnenuit te openen aan de
handgreep F trekken, nadat het portier ontgrendeld is.
6

Voorzittingen
De stand van de voorzittingen kan worden
. versteld na het handgreepje omhoog te hebben getrokken (zie foto).
De stoel wordt geblokkeerd door het hefboompje weer los te laten.

Verstelbare rugleuningen
Tegen supplement kan de FIAT 124 worden geleverd met verstelbare rugleuningen op
de voorzittingen. Door de knop aan de zijkant van de zitting omhoog te trekken
komt de leuning vrij, waarna men hem in de gewenste stand kan brengen. In deze
stand wordt hij geblokkeerd door de knop weer los te laten.

Voorzittingen
B. Bevestigingspunten in de zijstijl voor driepuntsgordels.
C. Bevestigingspunten op de bodem voor heup- en driepuntsgordels.
D. Bevestigingspunten op de tunnel achter de zitting ‘voor heup- en
driepuntsgordels.
VEILIGHEIDSGOtsDELS
Voorzittingen: Hiervoor zijn reeds gordels aangebracht; indien U eventueel een
ander type gordel pretereert kan Uw Fiat-agent U volledig informeren.
Achterzittingen: Zoals uit het schema blijkt zijn de bevestigingspunten voor
gordels op de achterbank eveneens reeds aangebracht. Zowel bij de voor- als de
achterzittingen zijn de bevestigingspunten zodanig aangebracht dat praktisch
alle typen gordels gemonteerd kunnen worden.
Achterzitting
D. Bevestigingspunt in de achterstijl voor driepuntsgordel.
E. Bevestigingspunt midden onder de achterruit voor heup- en driepuntsgordels.

F. Bevestigingspunt bij de wielkasten voor heup- en driepuntsgordels.

G. Bevestigingspunt onder de achterbank voor heupgordel centrale zitplaats.
Opm.: Elk bevestigingsgat heeft een schroefdraad van 7/16″ – 20 UNF draad en is
bedekt met bekleding en een rubber of plastic stop.
7

1234567
8 9 10′ 11 12 13 14 15
16
E.
17 18
19 20 21
22
23 24
8

CONTROLE- EN BEDIENINGSORGANEN
1. Pompje van voorruitsproeiers enige malen indrukken. tevens
ruitewisserschakelaar (9) inschakelen.
2. Schakelaar van de buitenverlichting.
3. Schakelaar voor verlichting van het instrumentenpaneel (zie pag. 11).
4. Keuzeschakelaar van de verlichting aan de voorzijde (zie pag. 11).
5. Richtingaanwijzerschakelaar (zie pag. 11).
6. Instrumentenpaneel (zie pag. 10).
7. Kontaktslot (zie pag. 12).
8. Claxon drukknop.
9. Ruitewisserschakelaar (zie pag. 11).
10. Paneel waarmede de ruimte voor een eventueel te monteren radio is afgedekt.

11. Schakelaar met 3 standen van ventilator voor verwarmings- en
ventilatie-inrichting (zie pag. 14).
12. Bedieningshefboom voor toevoer van buitenlucht (zie pag. 15 e.v.).
13. Bedieningshefboom voor warme luchttoevoer en regelkraan van
verwarmingselement (zie pag. 15 e.v.).
14. Verstelbare roosters voor luchtinlaat (zie pag. 15 e.v.).
15. Asbak.
16. Handschoenkastje.
17. Handgreep voor het openen van de motorkap.
18. Zekeringkast je.
19. Choke-knop.
20. Koppelingspedaal.
21. Rempedaal.
22. Gaspedaal.
23. Toevoeropening voor verwarmings- en ventilatie-inrichting.
24. Sigareaansteker.
25. Handremhefboom, om de wagen te blokkeren, wachten tot hij geheel stilstaat
en
pas dan de hefboom omhoog trekken. Voor het vrijzetten de knop aan het uiteinde
indrukken en de hefboom iets omhoog lichten.
26. Versnellingshefboom.
27. Pakjesplank.
9

Instrumentenpaneel (no. 14 – pag. 10}
a) Benzinemeter
b] Snelheidsmeter c) Kilometerteller
d] Temperatuurmeter: motortemperatuur is normaal, wanneer de wijzer in het witte

.••. qedeelte ~Iijft; wé!nr’e~r .• de pijl in het rode gedeeltè komt is’ de
motortemperatuur te hoog. Indien dit gebeurt moet u de motor onmiddellijk
stationair laten lopen (niet afzetten); wanneer de wijzer in het rode gedeelte
blijft staan, dan moet het koelsysteem bij een FIAT-agent gecontroleerd worden.

10
e
f
9
h
e) Waarschuwingslampje voor vermindering van de benzinevoorraad (rood licht):
gaat aan, wanneer de benzinevoorraad tot op 4 à 6 ’12 liter is verminderd.
f) Waarschuwingslampje voor te lage oliedruk (rood licht): gaat uit, zodra de
oliedruk voldoende is om de smering van de motor te verzekeren (bij met laag
toerental draaiende zeer .warme motor kan dit lampje ook aangaan wanneer alles
normaal is!)
g) Laadindicatielampje van de dynamo (rood licht); moet uit zijn, wanneer het
toerental van de motor boven de 1000 omw./min. komt.
h) Verklikkerlampje van richtingaanwijzers (groen knipperlicht).
i) Verklikkerlichtje van verlichting (groen licht).
I) Verklikkerlampje van groot licht (blauw licht).
*) De snelheidsmeter is verzegeld het verbreken van het zegel door een
onbevoegde kan aanleiding geven tot het vervallen ven de garantie op de auto.

Ruitewisserschakelaar (pag. 8 – no. 9) met 3 standen en automatische terugloop.

a. gestopt;
b. wissen met tussenpozen (alvorens met tussenpozen te gaan wissen maakt de
wisser een aantal slagen, direct achter elkaar);
c. continu wissen.
Ruitesproeier (pag. 8 – no. 1).
Enige malen het rubberdopje induwen, tevens de ruitewissers inschakelen, stand b
of c, en enige slagen laten maken.

Schakelaar A voor de buitenverlichting met 3 standen (pag. 8 – no. 2).
Boven helemaal ingedrukt:
Parkeerlicht en bovendien brandt de verlichting van het instrumentenpaneel,
indien schakelaar is ingeschakeld.
Middelste stand: Alles uit.
Onder helemaal ingedrukt:
Indien de contactsleutel in stand MAR staat: brandt buitenverlichting –
nummerplaatverlichting en is de keuzeschakelaar van de verlichting aan de
voorzijde evenals schakelaar B onder spanning.
Schakelaar B voor de instrumentenpaneelverlichting (pag. 8 – no. 3).
Deze schakelaar komt pas onder spanning als de buitenverlichting met schakelaar
A is ontstoken.

Keuzeschakelaar voor verlichting aan voorzijde (pag. 8 – no. 4).
Bij ontstoken verlichting:
Stand I – uitsluitend stadslichten
Stand 11,’ stadslicht + gedimd licht
Stand 111 – stadslicht + groot licht
Bovendien kunnen, door deze schakelaar naar het stuur toe te trekken,
knippersignalen worden gegeven met gedimd licht. Dit is ook mogelijk als de.
verlichting niet ~or’ de scha–
kelaar is ingeschakèld.,.. \
RichtingaanwijzerschakeÎaar, met automatische terugdraaiing (pag. 8 – no. 5).

D . naar rechts. S . naar links.
11

Kontaktslot (pag. 9 – no. 7).
GAR =
Ontsteking afgezet, diverse organen uitgeschakeld (kontaktsleuteitje kan worden
uitgetrokken). *)
Ontsteking aangezet, diverse organen ingeschakeld, C.q. benutbaar (kontaktsleuteitje
kan niet worden uitgetrokken).
Starten van de motor.
Stand voor parkeren bij donker, waarbij desgewenst de verlichting kan blijven
branden. Organen van de motor blijven uitqeschakeld (kontaktsleuteitje kan
worden uitgetrokken).
MAR
AW = p=
*) De stroomloop voor de binnenverlichting en de claxons staat te allen tijde
onder spanning.
12
AANSLAAN VAN DE MOTOR
Starten van de motor
Zorg dat de versnelling in de vrijloop staat. Chokeknop qeheel uittrekken (pag.
8 – no. 19), de standvan de choke kunt U blokkeren door q~?knop naar rechts te
draaien.
Het kontaktsleuteitje naar rechts draaien tot het stuit, d.i. in stand AW.
Zodra de motor aanslaat het sleuteltje loslaten, het springt dan terug in stand
MAR.
Als de motor is aangeslagen de chokeknop geleidelijk weer indrukken, e.e.a.
zodanig dat de motor regelmatig blijft lopen.
Indien de motor niet direct aanslaat. wachten met een nieuwe startpoging tot de
motor weer geheel stilstaat.
Probeer liever enige malen achtereen kort te starten dan eenmaal lang, daar dit
de accu snel uitput.
Ontsteek niet vóór het starten Uw groot licht. daar hierdoor de accu onnodig
wordt belast.
Beslist niet op het gaspedaal drukken zolang de motor niet is aangeslagen.
Bij koude motor nooit bruusk gas geven, de motor slaat dan toch weer af.
Starten van de warme motor
Bij het starten van de warme motor mag de chokeknop niet worden uitgetrokken.

Het kan bij een zeer warme motor nodig zijn het gaspedaal geheel of gedeeltelijk
in te drukken, als’ de motor eenmaal loopt kan men het weer geleidelijk laten
opkomen.
Door het geven van herhaalde trappen op het gaspedaal zou de motor een te rijk
mengsel krijgen en .verdrinken”, Hierdoor worden derhalve eventuele
startmoeilijkheden juist vergroot. Het is beter na enige mislukte startpogingen
enige minuten te wachten voor men opnieuw begint, tevens kan dan de accu weer
wat op zijn verhaal komen.
Starten van de motor bij strenge koude (vorst)
Bij strenge koude kunt U, door de volgende aanwijzingen op te volgen, vlotter
starten.
Het koppelingspedaal voor het starten geheel intrappen, zodat de motor minder
weerstand ondervindt.
Als de motor loopt de koppeling langzaam laten opkomen.
Stoppen van de motor
De motor kan worden gestopt door het contactsleuteltje in stand GAR terug te
draaien.
Laat nooit het kontaktsleuteitje in stand MAR staan als de motor niet loopt.

R
achteruit
WEGRIJDEN
Het koppelingspedaal geheel intrappen.
De versnellingshefboom in de stand voor de eerste versnelling zetten.
De handrem geheelloszetten (om de hefboom te kunnen verzetten de knop aan het
uiteinde indrukken).
Het koppelingspedaal langzaam laten opkomen en geleidelijk gas geven.
Achtereenvolgens naar de hogere
versnellingen overschakelen.
De motor functioneert eerst optimaal wanneer een juiste bedrijfstemperatuur
bereikt is (± 80 – 90°); hiervoor de motor nooit overmatig belasten door bruusk
gas te geven of het toerental in een bepaalde versnelling te hoog op te voeren.

Een dergelijke handelwijze kan grote schade C.q. ‘reparaties aan de motor
veroorzaken.
ONDER HET RIJDEN
Nooit (ook niet bij het ‘afdalen van een helling) de maximum-snelheden, die in
iedere versnelling toelaatbaar zijn en die voor de eerste drie versnellingen
door rode stippen op de wijzerplaat van de snelheidsmeter zijn aangegeven,
overschrijden.
Zich van de juiste werking van de verschil, lende organen overtuigen door op de
signaallampjes op het tableau te letten; onder normale omstandigheden moeten
alle rode signaallampjes uit zijn; het aangaan van een zodanig lampje wijst
erop, dat er met het betrokken orgaan iets niet in orde is.
Indien het waarschuwingslampje voor de benzinevoorraad begint op te lichten hebt
U nog pI. 4 à 6112 liter benzine, waarmede dus nog een redelijke afstand kan
worden afgelegd.
Indien het rode lampje van de oliedruk brandt onmiddellijk stoppen; oliepeil
controleren, indien het peil op niveau is contact opnemen met Uw agent en
beslist niet verder rijden. Als het peil niet op niveau is. olie van hetzelfde
merk als reeds gebruikt wordt bijllullen en controleren of het lampje uitgaat.
Wanneer dit het geval is. kunt U Uw weg vervolgen.
PARKEREN
Bij op een hellende weg parkeren de handremhefbo.om vast aantrekken en de 1 ste
versnelling c.q. de achteruit inschakelen naar gelang de wagen hellingopwaarts
danwel hellingafwaarts staat.
Bij donker tevens tuimelschakelaar 2 in de bovenste stand zetten.
Zet bij donker de versnellingshefboom niet in de achteruit, daar de
achteruitrijlamp dan gaat branden. Schakel inplaats hiervan de eerste
versnelling in.
13

I
I,
I
11

14
VERWARMING EN LUCHTVERVERSING
Ventilatie en verwarming kunnen worden aangepast aan de omstandigheden van het
seizoen.
Hieronder volgen de voornaamste mogelijkheden.
In de eerste plaats kunnen de ventilatieruitjes (H) worden geopend of kan men de
portierraampjes laten zakken.
Bovendien kan men hefboom B naar rechts verzetten, waardopr buitenlucht via de
spleetjes in de motorkap in het interieur stroomt via de verstelbare roosters D
die op de voorruit of op de inzittenden kunnen worden gericht. Desgewenst kan
men klep E openen om frisse lucht onder in de wagen toe te laten.
Bij lage snelheid kan met schakelaar A de ventilator in werking worden gesteld;
voor de ventilator heeft men de keuze uit 2 snelheden: naar beneden = lage
snelheid; in het midden = hoogste snelheid.
Indien men rijdt achter een auto met bv. rokende dieselmotor moet uiteraard de
luchttoevoer weer worden afgesloten.
I

Beslagen voorruiten
De klep E gesloten houden en de roosters 0 op de voorruit richten zodat de volle
luchtstroom er tegen aan wordt geleid.
In het voor- en najaar kan tevens de hefboom C gedeeltelijk naar rechts worden
verzet, waardoor ook verwarmde lucht wordt toegelaten.
Tegen supplement:
Verwarmde achterruit.
G Controlelampje
F = Schakelaar
Tenslotte kan het ontwasemen van de achterruit worden bevorderd door één der
roosters D naar achteren te richten. Zonodig ventilator A aanzetten.

Verwarming
De verwarming wordt geregeld met hefboom C. Deze hefboom bedient de kraan,
waarmede het koelwater. dat zeer warm is, gaat circuleren door de
warmtewisselaar, zodat de lucht erin wordt verwarmd.
Tevens regelt deze hefboom de toelating van deze verwarmde lucht in het
interieur. Als hefboom C uiterst rechts staat werkt de verwarming op volle
kracht.
U kunt warme en koude lucht mengen door ook hefboom 0 geheel of gedeeltelijk
naar rechts te drukken.
Zo kunt U onder nagenoeg alle omstandigheden het klimaat in Uw auto zodanig
regelen. dat dit met Uw persoonlijke wensen overéén komt.

Ook wanneer de ruiten zijn gesloten, is een goede ventilatie verzekerd door twee
ventilatieroosters op de achterste zijpanelen.
N.B.
1. Indien het koelsysteem geen antivries bevat moet bij het aftappen van het
koelwater ook het verwarmingselement worden geledigd door hefboom C tijdens het
aftappen naar rechts te zetten.
2. Als de verwarming niet behoorlijk functioneert moet bij een
FIAT-servicestation de verwarmingsinstallatie worden gecontroleerd.
3. Daar de verwarming werkt op het koelwater van de motor zal het duidelijk
zijn, dat dit op temperatuur moet zijn alvorens de verwarming enig effect heeft.
Het is dus nutteloos om de verwarming te vroeg bij’ te zetten.
15

HET WISSELEN VAN EEN WIEL
Voor het vervangen van een wiel de volgende handelingen verrichten:
a. De wagen zo mogelijk op een vlak weggedeelte zetten en de achterwielen
blokkeren door de handrem vast aan te trekken.
b. De wieldop afnemen en de vier wiel bouten met behulp van de tot het
gereedschap behorende moersleutel ongeveer een slag losdraaien. Het gereedschap
is opgeborgen in de bagageruimte.
16

c. De nok van de krik in de onder de automobiel aangebrachte steun zetten en de
krik zover omhoog draaien totdat het te vervangen wiel enige centimeters boven
de grond is gekomen. De krik mag niet in rulle of zachte grond staan daar hij
dan wegzakt.
d. De vier wiel bouten uitdraaien en het wiel vervangen. (Met het plaatsen van
het wiel dient men er op te letten dat de centreernok van de naaf in één der
daarvoor aangebrachte gaten in het wiel valt).

e. Draai de wielbouten handvast, laat de auto zakken en verwijder de krik.
f. Wielbouten vastdraaien en de wieldop weer aanbrengen.
Controleer de spanning van de zojuist vervangen band; laat dit eventueel doen
bij de eerste benzinepomp of het eerste servicestation dat U tegenkomt –
bandenspanning zie paJ. 44.
Alvorens het materiaal op te bergen de krik weer helemaal indraaien daar hij
anders gaat rammelen onder het rijden.
Eveneens erop letten dat de gereedschappen goed op hun plaats in het doosje
zitten, zodat dit helemaal kan worden gesloten.

OPKRIKKEN EN SLEPEN
Bij het opkrikken van de wagen door middel van een garagekrik mag deze krik
zowel vóór als achter uitsluitend aangrijpen onder de hiervoor aangegeven
plaatsen (zie pijlen).

HET AANBRENGEN VAN EEN TREKHAAK
Door de fabriek zijn aanwijzingen opgesteld voor het aanbrengen van een trekhaak
en het maken van de nodige elektrische aansluitin-
gen.
Tussen de krik en b.g. plaatsen moet altijd een
stukje hout van minstens 3 cm dikte worden Uw FIAT-agent kan U hierover volledig
infor-
gelegd. meren.
Indien de wagen ooit moet worden gesleept mag de kabel uitsluitend aan de steun
plaatjes A worden bevestigd. Aan de achterzijde zijn speciale ogen B aangebracht
om de sleepkabel te bevestigen.

ATIENTIE:
Iedere velg met band is vanuit de fabriek compleet gebalanceerd; indien een
lekke band vervangen wordt. adviseren wij U om de gerepareerde band met velg
opnieuw te laten balanceren. Het verdient aanbeveling om deze reparatie bij een
FIAT-agent uit te laten voeren.
17

Asbakje
Te openen door beheerst aan knopje A te trekken. Om hem te ledigen licht op het
sigarettedovertje B drukken en de asbak naar U toe trekken, zodat hij in zijn
geheel naar buiten komt.
In het achtercompartiment zijn nog twee asbakjes aangebracht in de portieren.

18

A = Knop van de choke-inrichting: Na het starten de knop geleidelijk
terugdrukken, zodat de motor rege1matig blijft lopen. Voor het vastzetten van de
knop in de gewenste stand dient deze naar rechts gedraaid te worden.
Bij warme motor dient de chokeknop niet gebruikt te worden.
t» IV t: t: U VV 1\ t: I I I IV l.t t: IV
De maat van de sneeuwkettingen moet even groot zijn als de gemonteerde band en
mag t.o.v. het loopvlak slechts een maximale speling van 16 mm hebben (bij
juiste bandenspanning).
Opmerking. Maximum snelheid met sneeuwkettingen is 70 km/u.

ONDERHOUD
SMERINGS- EN ONDERHOUDSSCHEMA ‘S
De smerings- en andere onderhoudswerkzaamheden, die geregeld na het afleggen van
een bepaalde afstand moeten worden verricht, zijn aangegeven in het
servicecouponboekje, dat bij iedere nieuwe wagen wordt verstrekt.

ATIENTIE

Nevenstaand tekentje geeft aan dat het in Uw eigen belang is de betrokken
werkzaamheden door een
FIAT-servicestation te laten uitvoeren.
SMERING VAN DE MOTOR
Iedere 500 km: Oliepeil controleren. Voor een exacte controle verdient het
aanbeveling de wagen op een vlak weggedeelte te plaatsen en eventueel te wachten
tot de motor minstens vijf minuten stil staat zodat de olie is teruggelopen naar
het carter.
De peilstok uitnemen en schoonvegen, zodat na het opnieuw inbrengen het oliepeil
kan worden afgelezen; dit moet dan staan tussen de merkstreepjes MIN en MAX.
Olieverversen : In de meeste gevallen verdient het aanbeveling na iedere 5000
km, dan wel om de 3 maanden de olie te verversen. Slechts onder uitzonderlijk
gunstige omstandigheden n.l, indien veel kilometers worden gereden en regelmatig
grote afstanden worden afgelegd is het olie wisselen om de 10.000 km
verantwoord.
Bij een nieuwe motor moet de olie bovendien tussen de 2000 à 2500 km worden
ververst. Dit geschiedt bij de gratis controlebeurt (olie
voor rekening van de cliënt). •
Het olieverversen dient te geschieden bij warme motor.
Voor de te gebruiken oliesoort wordt verwe. zen naar de vulling sta bel op pag.
52.
Oliefilter
Het oliefilter moet om de 10.000 km in zijn geheel worden vervangen. h

19

SCHEMA VAN DE SMERING
VAN DE MOTOR
1. Olievulopening.
2. Smering van de distributieketting . .:.~
3. Oliekanaal naar krukas.
4. Smering van de aandrijving van de olil
pomp en de distributieketting. , . .
5. Leiding van oliepomp naar filter. ,’: ‘
6. Tandradoliepomp.
7. Regelklepje voor maximum oliedruk.
8. Oliepetlstaaf.
9. Aanzuigfilter van oliepomp.
10. Olieaftapopening.
11. Veiligheidsklep m.h.o. op verstoptraken van het oliefilter.
12. Fullflow oliefilter.
13. Contact voor waarschuwingslampje voor onvoldoende oliedruk.
14. Carter.
15. Olieterugvoerkanaal van kleppendeksel
naar carter.
16. Oliekanaal naar tuimelaaras.
17. Oliekanaal van tuimelaaras.
18. Hercirculatieleiding van carterdampen.
20

BRA NDSTOFVOOFiZIENING
Luchtfilter
Iedere 10.000 km: Het deksel B van het filter afnemen en na de vleugelmoeren A
te hebben afgeschroefd, het filterelement uittrekken en door een nieuw
vervangen.
Wanneer de auto veelvuldig [b.v, gedurende een buitenlandse reis in de vakantie)
op zeer stoffige wegen wordt gebruikt, moet het ver• vangen van het
filterelement met kortere tussenpozen plaats hebben.
Het luchtfilter is met twee luchtinlaten uitge-

voerd, waarvan de ene in de zomer, rechtstreeks buitenlucht aanzuigt en de
andere in de winter verwarmde lucht van boven het uitlaatspruitstuk.
Het verstellen geschiedt door het deksel Blos te maken en te verzetten. De pijl
C moet in de zomer tegenover de E op het deksel staan en in de winter tegenover
de I.
Weber carburateur

Carburateur
Iedere 10.000 km.

Afstelling van de stationaire werking, uitsluitendbl] een PlAT-agent laten
controleren .:
.’, ‘.,
A. Stationaire mengsèlschroef
B. Stationair toerental schroef
C. Regelschroef van de gasklep (vanuit de fabriek geborgd.)
>~;:.1 WQjl In geval van enige storing in ‘~~e.:
,- werking van de carburateur dient”•
men zich tot een FIAT-servicestation ~e. wen-
den. /i’; … <‘
F.
Solex carburateur
21

KU~U:iY::;/~~M
Iedere 500 km of wekelijks, uitsluitend bij koude motor, de stand van het water
in het reservoirtje controleren. Het waterniveau moet minstens 6 à 7 cm boven
het merkteken MIN staan.
Bij zeer warme motor kan de waterstand aanmerkelijk stijgen, een dergelijke
stijging kan zich ook voordoen onmiddellijk na het stopzetten van de motor.
Wanneer wordt bemerkt dat de waterstand beneden het merkteken MIN is gezakt het
koelsysteem bijvullen. Hiertoe de dop van het reservoirtje verwijderen en een
mengsel van Paraflu 11 en schoon water toevoegen tot het weer 7 cm boven de merk
streep MIN staat. Nooit koud water bijgieten als de motor erg heet is. Laat hem
eerst afkoelen.

22
Indien waterverlies veelvuldig voorkomt (na het rijden van afstanden, korter dan
500 km) het koelsysteem door een FIAT-agent laten nazien.
N.B.: Laat in het najaar tijdig het koelsysteem controleren of het Paraflu
qehalte voldoende is.
Antivries op glycerine- of spiritusbasis mag beslist niet worden gebruikt.
Paraflu-l1
Desgewenst kan men het koelsysteem laten vullen met koelvloeistof FIAT – •• !?araflu
11″, welke stof zomer en winter kan worden gebruikt, vriespunt – 35° C.

Verversen slechts om de 60.000 km of om de 2 jaar. .Paraflu-t t’ is roestwerend,
anticorrosief en voorkomt schuimvorming en ke-
telsteen. .
Zie de aanwijzingen in de vullingstabel op pag. 44.
Aftappen van het koel-systeem
Indien het koelwater moet worden afgetapt moet hefboom C (pag. 14) geheel naar
rechts worden gezet. teneinde ook de warmtewis- . selaar te ledigen.
Het kraantje A onder aan de radiator openen evenals het kraantje B in het
cilinderblok aan de dynamozijde.

Aanorurrrem voor waterpump en oynamo Door het gebruik rekt de riem gaandeweg uit

en gaat tenslotte slippen. De spanning van de Vrije slag koppehnqspedaal
riem daarom regelmatig controleren. Als men .
de. riem bij A ongeveer 1112 cm kan indrukken ,,~ Wanneer de koppeling neigi.ng
ver(bi) een druk van 10 kg), IS de spanning cor- EII3I toont om te slippen, de
Vrije slag reet. van; het koppelingspedaal• onmiddellijk laten
controleren (normale speling ca. 25 mm).
B en D zijn stelmoeren van de wisselstroomdynamo, C = bev. bout.

Het bijstellen moet geschieden door een FIAT-agent; als nl. de riem te zwaar
gespannen is. geeft dit onnodige slijtage der onderdelen.
Iedere 30.000 km
. • Aandrijfriem vernieuwen.

I NA/V;:’IVI/;:’::;Il:.
REMSYSTEEM
Reservoirtje voor remvloeistof
Het niveau van de remvloeistof regelmatig controleren en zonodig op peil
brengen. Controles met een tussenpoze van 500 km of wekelijks zijn het absolute
minimum.
Het reservoirtje is van onderen tweedelig in verband met het gescheiden
rem-circuit, waarmede de FIAT 124 voor meerdere veiligheid is uitgerust; de
remmen worden bekrachtigd door een vacuüm bediende rembekrachtiger.
Het bijvullen mag alleen geschieden met vloeistof .Liquido speciale FIAT
etichetta azzurra” DOT 3 (FIAT speciale vloeistof – blauw etiket).
Eventuele spatten remvloeistof zorgvuldig van de lak verwijderen om beschadiging
hiervan te voorkomen.
rtenunerqes

Indien bij controle blijkt dat de remblokjes zover zijn afgesleten, dat de dikte
ervan minder dan 2 mm bedraagt, moeten ze onverwijld door een FIAT-agent worden
vervangen.
Voetrem

Wanneer het rempedaal overmatig ver moet worden ingetrapt alvorens de wiel
remmen beginnen te werken of wanneer er een merkbaar onderling verschil tussen
de werking van de wiel remmen bestaat, een algehele controle door een
FIATservicestation laten uitvoeren.
A van achterste remcircuit. B van voorste remcircuit.

23

nanarem

Iedere 10.000 km: Handremkabel bijstellen. indien de slag van de handremhefboom
te groot is.
VOOR WI EL OPHA NGI NG
IMQil Draagarmen en stuurkogels. Iedere 5000 km. of bij de geregelde
inspektiebeurten dienen de stofkapjes voor de bescherming van de fusee en
stuurkogels gecontroleerd te worden.
Indien biJ rnspektre bliJkt, dat vervanging van de stofkapjes noodzakelijk is,
dienen deze met FIAT vet MR 3 gemonteerd te worden.
Iedere 10.000 km. Speling van voortrein controleren.
Een preventieve controle van de wielophanging garandeert de veiligheid van uw
automobiel.
SCHOKBREKERS

Indien de dempende werking van de schokbrekers onvoldoende of ongelijkmatig is,
deze door een FIAT-agent laten controleren.

24
STUURHUIS

Iedere 10.000 km: Controle van de
stuurspeling, afdichting en het niveau van de olie.
VOORWIELLAGERS
~ Iedere 30.000 km: Controle van de lEiBJ afstelling en smeren met FIAT vet
MR 3.
Bi STARTMOTOR
Iedere 30.000 km: Lagers smeren en collector reinigen en koolborstels
controleren.
TOESPORING EN VLUCHT VAN DE VOORWIELEN

Om van een goede en veilige besturing verzekerd te zijn moeten de toesporing en
vlucht van de voorwielen correct zijn. Met vier personen en 50 kg bagage in de
wagen moeten deze zijn zo als op pag. 35 staat aangegeven.
Ook abnormale en te snelle bandenslijtage wordt voorkomen door te zorgen, dat de

wielstanden correct zijn.

BANDEN
Eénmaal per week: De bandenspanning controleren, denk eraan de spanning van de
reserveband af en toe ook te controleren. Bandenspanninq: zie de vullingstabel
op pag. 44.
Men bedenke dat in feite bij iedere snelheid, beladingstoestand en
rijomstandigheden een specifieke bandenspanning behoort.
Indien u dus meent, dat de wegligging van uw wagen niet ideaal is, of uw banden
abnormaal slijten, raadpleeg dan uw FIAT-agent voor een persoonlijk advies
inzake de bandenspanning.

WISSELSTROOMDYNAMO
Iedere 60.000 km: Sleepring zorgvuldig met een droge doek reinigen en de
borstelhouder compleet vernieuwen.
BOUGIES
Iedere 10.000 km: De bougies laten controleren en zonodig vervangen.
ACCU
Iedere 2.500 km: Bij koude en in rust zijnde accu de stand van het electroliet
in iedere cel controleren en zo nodig bijvullen met gedistilleerd water, totdat
het electroliet tot aan de opening onderin het in de vulopening van iedere cel
aangebrachte trechtertje staat. In het warme jaargetijde een en ander met
kortere tussenpozen te verrichten.

KOPPELING VAN CARDANAS
rm1 Iedere 30.000 km. smeernippel met lEB! FIAT vet Jota 1 vullen.
DIFFERENTIEEL
Iedere 10.000 km. oliepeil controleren.
Iedere 30.000 km. olie vervangen door de onderste plug te verwijderen, alvorens
te hervullen, de plug weer goed vastdraaien.
VER SN E L L IN G S BAK

Iedere 5.000 km. oliepeil controleren.
Iedere 30.000 km. olie vervangen door de plug te verwijderen, alvorens te
hervullen deze plug weer goed vastdraaien.
25

ZEKERINGEN VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLA TIE

Negen zekeringen van 8 Amp. en één van 16 Amp. aangebracht in een houder.
geplaatst onder het instrumentenbord links van de stuurkolom.
Alvorens een doorgebrande zekering te vervangen de oorzaak van het doorbranden
opzoeken en verhelpen.
Niet beveiligde-stroomlopen.
Niet beveiligd door een zekering zijn de stroom lopen voor: de lading van de
accu met het laadindicatielampje. de ontsteking en de startmotor.
26
BEVEILIGDE STROOMLOPEN
A (16 ampére)
Binnenverlichting.
Claxons.
Sigareaansteker.
B (8 ampére)
Ruitewissermotor.
Motortje van ventilator.
C (8 ampère)
Groot licht links.
Verklikkerlampje van groot licht.
D (8 ampère)
Groot licht rechts.
E (8 ampère)
Dimlicht links.
F (8 ampère)
Dimlicht rechts.
G (8 ampère)
Stadslicht links.
Achterlicht rechts. Nummerplaatverlichting (links) -. Bagageruimte verlichting.

Verlichting van sigareaansteker. Instrumentenpaneelverlichting.
H (8 ampère)
Stadslicht rechts.
Achterlicht links. Nummerplaatverlichting (rechts). Achteruitrijlamp.
(8 ampère)
Waarschuwingslampje voor onvoldoende oliedruk.
Koelwater-temperatuurmeter. Benzinemeter met waarschuwingslampje voor
vermindering van de benzinevoorraad.
Verlichting in handschoenkastje. Richtingaanwijzer lichten met verklikkerlampje.

Stoplichten.
L (8 ampère) Spanningsregelaar. Veldwikkeling van dynamo.
Extra zekering (16 Ampère) tegen supplement voor:
Achterruitverwarming met schakelaar en verklikkerlampje.

VUUHHUII ~PHUEIEHS
a. Schoonmaken van de sproeiers en het filtergaasje in het reservoirtje
Om de sproeiers schoon te maken de zeskantige ringmoer van de sproeier afnemen
en de uitstroom-opening voor de vloeistof zorgvuldig schoonmaken.
Na iedere vier à vijf maal vullen van het reservoirtje verdient het aanbeveling’
het filtergaasje, dat zich bevindt aan het ondereinde van de zuigleiding, schoon
te maken.
b. Richten van de sproeiers
De borg schroef aan de zijkant van de kop van de sproeier losdraaien en de
zeskantige ringmoer zodanig draaien, dat de straal de voorruit raakt ter hoogte
van de bovenkant van de door de ruitewissers beschreven boog. Na afstelling de
borgschroef weer aandraaien.
N.B.: Voor de in het reservoirtje te gebruiken vloeistof zie de VULLINGSTABEL op
pag. 44.
HUITEWISSERS
Iedere zes maanden: De bladen van de ruitewissers laten vervangen, teneinde van
een afdoende werking verzekerd te zijn en beschadiqinq van de voorruit te
voorkomen.
GEREEDSCHAP
De gereedschappen, die nodig zijn voor het uitvoeren der werkzaamheden, die de
berijder zelf kan verrichten, zijn verpakt in een doosje, dat is opgeborgen
terzijde van het reservewiel in de bagageruimte. Eveneens is daar, door middel
van een riem, de krik bevestigd.
REISPAKKET
Wij adviseren u steeds een Z.g. reispakket in uw auto te hebben. Deze pakketten
bevatten enige noodzakelijke onderdelen, waarvan u bij pech onderweg veel gemak
kunt hebben. Inhoud o.a.: verdeelkap, contactset, bougies, gloeilampjes,
ventilateurriem, rotor en enige zekeringen.
Hiermede kan b.v. een Wegenwacht of een niet-FIAT garage u effectiever en
sneller eerste hulp bieden.
VERWISSELEN VAN DE LAMPEN
Afstelling van de asymmetrische koplamp~n. -; ..:.r.:,t>.~r;. .
Het verdient aanbeveling om de koplampen af te laten steilen door uw FIAT•agent.
Er is echter een methode om de afstelli~g.;t’.$Jf:,te controleren. U dient
daarbil.Çl!$.;;volqt tr;,.•W’ér.k
10 ~. “~ •
“”” c’:’
. ,
~~. ~:.’l~~:~~::. ‘:;, f’; :~:’:: <: ” Zet de auto op een vlakkë ‘~fqrrt!i’•fég~ri.over

.c, ” • I’: ••
een witte muur; zet nu tv,~ee :KI;’uis]és, die
corresponderen met het hart van de koplamp,
op de muur. \
•~~;.~”tk: •t~-:~.’:”; Plaats de auto vijf meter, van de ‘mJ~!;:::'”lt:f&;;
….. ontsteek de dimlichten; de punten P~>: “~~p- de bijgaande figuur moeten nu
1 0 cm onder de kruisjes staan.
te gaan:
U kunt de lampen eventueel verstellen door de schroefjes C en 0 te verdraaien.

27

28
KUfJLAMfJl:N
A. Koplampunit bevestigingsveer
B. Schroefgat van de koplamprand
C. Afstelschroef om de lamp horizontaal te verstellen
D. Afstelschroef om de lamp verticaal te
verstellen
E. Koplampunit bevestigingsschroef
F. Koplampunit
G. Klemmen om de duplo lamp te bevestigen
H. Duplo lamp
I. Aansluitblokje voor de bedrading L. Veerhouder
M. Steun van de unit om deze in schroef E te bevestigen

RICHTINGAANWIJZER EN STADSLICHT VOOR
A. Bevestigingsschroeven van glas
B. Glas
C. Duplo lamp (21/5 W / 12 V) met bajonet fitting
ACHTERUITRIJLAMP
Achteruitrijlamp
A. Bevestigingsschroeven van glas B
B. Glas
C. Bajonetlamp (12 V – 21 W)

ACHTERLICHT, STOP- EN RICHTINGAA NWIJZERLAMP
A. Richtingaanwijzerlamp met bajonetfitting (12 V – 21 W)
B. Gecombineerd stop/achterlicht met bajo-
netfitting. Z.g. duplolamp (12 V 5/21 W)
C. Bevestigingsschroeven van glas F
D. Bevestigingsschroeven van glas E
E. Glas van stop/achterlicht
F. Glas van richtingaanwijzer

NUMMERPLAA TVERLICHTING
A. Lamp met bajonetfitting
B. Lampfitting (gedemonteerd)
BINNENVERLICHTING
A. Lamp – fitting
B. Lamp (buislamp 12 V – 5 Watt)
C. Schakelaar
D. Klemveren voor bevestiging van lamp
RICHTINGAANW/JZERLICHTEN AAN DE ZIJKANTEN
De lampjes kunnen via de achterkant van het spatbord bereikt worden. Verwijder
eerst de fitting en daarna het bajonet lampje ..

29

CARROSSERIE-ONDERHOUD ALGEMEEN
Een wasbeurt met schoon water. bij voorkeur eenmaal in de week en eenmaal in de
twee à drie weken met shampoo om het lakwerk van uw automobiel te ontdoen van
modder. vuil en schadelijke stoffen. die zich als gevolg van de steeds
toenemende luchtverontreiniging op de lak hebben afgezet, is zeer belangrijk:
gebruik een grot~’ zachte spons. die men regelmatig uitspoelt in schoon water:
voor de r:l~at~JZn aeiJlWrde bumpers en de wielen is qêfh ‘fjasborstel zeer
handig,
Bij ‘voorkeur ‘uw auto niet in de zon of bij vrieskou wassen en de shampoo
zorgvuldig afspoelen: de auto na deze wasbeurt goed afnemen, Eventuele
beschadigingen ten gevolge van steenslag kunt u het beste tijdig laten bijwerken
of zelf bijtippen met lak van de juiste kleur,
Het is van groot belang dat u de lak regelmatig van een goede waslaag voorziet:
dit kan zowel vaste als vloeibare was zijn. De wagen moet voor het in de was
zetten schoon en droog zijn: voor de bescherminq van het chroomwerk adviseren
wij u chroombeschermer te gebruiken. Vaste was 1 maal in de 3 à 4 maanden en
vloeibare was 1 maal in de 4 à 6 weken,
30
Teervlekken kunnen met petroleum verwijderd worden,
Het onderhoud van het interieur is betrekkelijk eenvoudig, De bekleding kunt u
met bekledingsreiniger heel gemakkelijk schoonmaken,
Voor de winter
De winterse omstandigheden stellen wat hogere eisen aan automobielen, Het is dan
ook zaak om uw auto zo goed mogelijk hierop voor te bereiden, Stelt u zich
vroegtijdig met uw agent in verbinding, teneinde de accu. motor en verlichting
te laten controleren: eventueel kunt u ook de bedrading van de stroomverdeler
met plastificeermiddel laten bespuiten: de ruitewisserbladen. banden en het
paraflu c.q. anti-vries gehalte van het koelsysteem en het
ruitesproeierreservoir dienen eveneens voor de vorstperiode gecontroleerd te
worden, Gebruik voor het ruitesproeierreservoir FIAT vloeistof DP 1,
Kortom een kleine winterbeurt is beslist aan te bevelen, Bedenk hierbij dat het
prettiger is om voor de winter even alles te laten controleren. dan later zowel
letterlijk als figuurlijk .. in de kou” te moeten staan,
Een tectyl of ML behandeling tegen corrosie, indien mogelijk meteen vanaf nieuw.
heeft veel voordelen en geeft een optimale bescherming aan de onderzijde en het
inwendige van de carrosserie: ook het bespuiten van het chroomwerk met
chroombeschermer is een uitstekende preventieve maatregel.
Deurrubbers bespuiten met een daarvoor geschikt middel. zoals siliconen-spray,
en de portiersloten smeren met een beetje dunne olie. beslist geen grafietpoeder
hiervoor gebruiken. aangezien dit op den duur aankoekt
Bedenk ook dat juist onder winterse omstandigheden ten gevolge van vochtige
luchtgesteldheid en uiteraard ook bij regenachtig weer. wanneer de auto de hele
nacht heeft gestaan. een condenswerking op de remblokjes en remschijven
optreedt. hetgeen soms bij de eerste keren dat men remt, een ‘piepend geluid
veroorzaakt: bovendien komt het in bovenstaande omstandigheden voor. dat de
remmen soms zeer bruusk werken of het gevoel geven door te glijden, Wij raden u
dan ook aan om wanneer u ’s ochtends wegrijdt enige keren geleidelijk te remmen.
zodat de remblokjes van een eventuele aanslag ontdaan worden, De handrem bij
strenge vorst niet vastzetten. aangezien de kabels vast kunnen vriezen, De accu
kan bij vorst onder de 10° C maar de helft van zijn normale vermogen afgeven:
het is dan ook noodzakelijk dat deze in optimale conditie is, Vraag bij een
eventuele vervanging .om een originele Marelli accu,

Winterfront
Tevens verdient het aanbeveling om een Z.g. winterfront te bevestigen; dit houdt
de motor in het koude jaargetijde op de juiste werktemperatuur en voorkomt•
daardoor overmatige slijtage. bovendien wordt uw kachel sneller warm.
Indien de voorruit bevroren dan wel met een laag sneeuw bedekt is. moet men met
de ruitewissers zeer voorzichtig omspringen.
Door de grote weerstand namelijk. die zou ontstaan wanneer de ruitewissers dan
toch gebruikt worden. kan de ruitewissermotor doorbranden; dit kan ook gebeuren
wanneer de ruitewisserbladen vastgevroren zitten op de ruit. In dat geval moet
men de ruitewisserbladen niet van de ruit aftrekken. maar deze eerst met
ruitenontdooier inspuiten. waarna men ze voorzichtig even van de ruit moet
lichten.
Na de winter
Wij hebben u al enige tips gegeven om uw automobiel veilig ‘de winter door te
loodsen en de schade als gevolg van de winterse omstandigheden tot een minimum
te beperken.
De lente komt echter beslist en er moeten als zodanig dan ook bepaalde
maatregelen getr-offen worden. die minstens zo belangrijk zijn als een goede
voorbereiding op de winter.
Gedurende het koude jaargetijde hebben alle automobielen door de grote
hoeveelheden pekel. die voor het ontdooien van de wegen
gebruikt wordt. te lijden. Pekelresten nestelen zich in alle hoeken en gaten aan
de onderzijde van de carrosserie en zorgen in samenwerking met vuil en water
voor een ernstige mogelijkheid tot roestvorming. Hiertegen helpt alleen maar een
zeer grondige reiniging van de onderzijde van de wagen met een zeer sterke
waterstraal. die alle pekelresten wegspuit.
Daarbij komen tevens de plaatsen aan het licht. die gedurende de winter
aangetast kunnen zijn; een tijdig bijwerken van eventuele aangetaste plaatsen
wordt dringend aanbevolen. De lak heeft vermoedelijk gedurende de winter geen
behandeling meer gehad. zodat een grondige reiniging met auto polish zeer aan te
bevelen is.
Door pekel en andere schadelijke invloeden worden de chroomdelen het meest
bedreigd; hier helpt slechts een grondige reiniging met chroom-polish en
aansluitend daarop een behandeling met chroom beschermer of het aanbrengen van
een doorzichtige plastic coating. Ook niet te vergeten is het luchten van de
matten: eventuele roestplekken op de bodem. die daarbij geconstateerd worden.
moeten tijdig met een roestwerend middel behandeld worden.
Hoewel dit elders in het boekje reeds vermeld staat. wijzen wij u nog even op
het luchtfilter; indien dit een zomer- en winterstand heeft. dient dit bij het
wisselen van het seizoen op
de juiste stand gezet te worden.
Eventuele schadeclaims als gevolg van nalatigheid in de verzorging van de
carrosserie zullen door ons pertinent van de hand worden gewezen.
De volgende carrosseriedelen kunt U bij de onderhoudsbeurten desgewenst zelf
smeren met de erachter vermelde smeermiddelen. die uw FIAT-agent in voorraad
heeft.
De frequentie van het smeren hangt af van de gebruiksomstandigheden. b.V.
zeelucht. buiten slapen. stoffige wegen enz.”
‘! ~ ; ‘; – ‘
De portierscharnieren -ë’n èventueel’ dei scharnierpunten van de voorzittinqert’
!1,’FJf’ motorolie.
De vergrendeling van de klep van -••het’. bagagecompartiment. de motorkap en het
luikje van de benzinevuldop met vaseline. De glijgoten van de voorzittingen met
FI AT-vet Jota L
31

TECHNISCHE GEGEVENS
Groep motor/versnellingsbak rechterzijde

32
MOTOR
Type .
Aantal cilinders .
Boring x slag .
Cilinderinhoud Compressieverhouding .. Maximum-vermogen volgens:
DIN-norm .
bij .
Max. koppel .
bij . .
Distributie
124 A.OOO 4 73 x 71.5 mm 1197 cm3 8.8:1
65 Pk 5600 t.p.m. 9 kg/m 4000 t.p.m.
Kopkleppen. nokkenas in motorblok
inlaat begin: voor b.d.p. 100
einde: na o.d.p. 490
uitlaat begin: voor o.d.p. 500
einde: na b.d.p. 90
Klepspeling bij afstelling
van distributie . . . . . . . 0.375 mm
Normale klepspeling bij koude
motor: inlaat en uitlaat . . . . . .. 0.25 mm

Groep motor/versnellingsbak linkerzijde
Brandstofvoorziening
Verticale tweetraps valstroomcarburateur, type Weber-32 DHS 23 of Solex type C
32 EIES 30 waarvan 2e klep automatisch door vacuüm wordt bediend.
Choke-inrichting en acceleratiepomp. Luchtfilter met papierelement en
verstelbare inlaat voor zomer- en wintergebruik. Gesloten carterventilatie om
luchtverontreiniging te voorkomen.
Smering
Onder druk door middel van tandradpomp en regelklepje voor maximum-oliedruk.
Normale oliedruk: 3,5 à 5 kgf cm2 bij 100° C. Reiniging van de olie door een
full-flow oliefilterpatroon.
Toegestaan olieverbruik: 1 liter op 1000 à 1200 km.
Koeling
Waterkoeling.
Koelcircuit met expansiereservoirtje. Centrifugaalpomp, thermostaat in
waterafvoer uit motor, ventilator met vier schoepen voor afkoeling van radiator.

Gegevens voor afstelling van de carburateur
WEBER SOLEX
1e trap 2e trap 1e trap 2e trap
23 23 23 23
1,25 1,40 1,20 1,25
0,50 0,50 0,50 0,80
0,50 0,45
1,50 1,50 1,60 1,85
1,90
1,60 1,15
1,60
33
Diameter in mm van:
diffuseur .
hoofdsproeier : ……•…
nullastsproeier .
sproeier van acceleratiepomp , .
hoofdluchtsproeier .
High-speed installatie
luchtsproeier …..
benzinesproeier
mengsproeier .

Ontsteking
TRANSMISSIE
Ontstekingsvolgorde 1 – 3 – 4 – 2
Vaste voorontsteking 10°
Automatische regeling van
voorontsteking in verdeler 20°
Opening van onderbreker-
contactpunten 0,42 à 0,48 mm
Bougies MARELLI CW 7 LP
CHAMPION N 9 Y
Frictie
Enkelvoudige droge plaatkoppeling met mechanische bediening. Vrije slag van
koppelingspedaal ca. 25 mmo
Afstand van bougie-
elektroden .
0,6 à 0.7 mm
Voorwielvering

34
Versnellingsbak
Vier versnellingen vooruit, alle gesynchro-
. niseerd en één achteruit.
Overbrengingsverhoudingen:
eerste versnelling 3.75
tweede versnelling . . . . . . . . . .. 2.30
derde versnelling 1.49
vierde versnelling 1.00
achteruit 3.87
Aandrijfas
Overbrenging tussen versnellingsbak en achterbrug door middel van een gedeelde
buisvormige cardanas.
Achterbrug
Pignon en kroonwiel met hypoidevertanding. Overbrengingsverhouding 10 : 43.
REMMEN
Gescheiden rem systeem
Met hydraulische schijfremmen op alle vier wielen, met een cilinder bij ieder
wiel bediend door voetpeda=I: .’.,,’ ;)~” hoofdremcilinder met dubbele ,•;iunJer.

Zowel het voor- als het achtercircuit worden door een vacuüm rembekrachtiger
bekrachtigd. Regelventiel voor het hydraulisch circuit van de achterremmen,
welke de druk regelt in verhouding tot de belasting en de mate van afremmen van
de wagen.
Handrem: mechanisch werkend op de remblokjes van de achterremmen. Automatische
afstelinrichting voor de speling tussen remschijf en remblokjes.
VERING
Voor:
Onafhankelijke voorwielophanging met schommelarmen, schroefveren, hydraulische
telescopische schokbrekers, dwarse stabilisatiestang, for-life gesmeerde
fuseekogels.
Achter:
Vaste brug, met schroefveren, hydraulische telescopische schokbrekers, dwarse
stabilisatiestang. Vier evenv~lijRlHf, rf@’IG!i.~stangen, bevestigd in
rubberblo.kken…, r-» IQ ~~,

Achterwielvering
STUURINRICHTING EN WIELEN
Diameter van kleinste draaicirkel 10.70 m Camber . . . . . . . . . . . . . . . .
. . 0°30′ ± 30′
Stuurinrichting
Stuuroverbrenging door worm en rol. Overbrengingsverhouding: 1 : 16.4.
Onafhankelijke symmetrische stuurstangen naar ieder wiel met centrale
bedieningsstang, zelfsmerende pennen.
*Toespoor * belast.
… , , 1-5 mm
Wielen en banden
Schijfwielen met velgen 13″ x 41hJ. Radiaalbanden 150/13.
35

36

SCHEMA
VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLA TIE
1. Lampen voor stadslicht en richtingaanwij-
zers aan de voorzijde
2. Koplampen voor groot en dimlicht
3. Relais voor claxons
4. Claxons
5. Stroomverdeler
6. Wisselstroomdynamo
7. Accu’
8. Lampjes voor richtingaanwijzers aan de zijkanten
9. Bobine
10. Contact van waarschuwingslampje voor te lage oliedruk
11. Thermoschakelaar van koelwatertempera-
tuurmeter
12. Bougies
13. Startmotor
14. Laadstroom-relais
15. Spanningsregelaar
16. Zekering-kastje
17. Stoplicht schakelaar
18. Knipperautomaat voor richtingaanwijzers
19. Aparte zekering voor verwarmde achterruit (tegen supplement leverbaar)
20. Relais voor achterruitverwarming (tegen supplement)
21. Schakelaar voor interval werking van rui-
tewissers
22. Ruitewissermotor
23. Drukschakelaars in sponning van voorportieren voor lampjes van
binnenverlichting
24. Tuimelschakelaar voor instrumentenver – 44.
lichting 45.
25. Tuimelschakelaar voor buitenverlichting 46.
26. Benzinestandmeter
27. Aansluitingen van instrumentenpaneel
28. Verlichting van instrumentenpaneel
29. Koelwatertemperatuur
30. Waarschuwingslampje voor vermindering van benzinevoorraad (rood)
31. Waarschuwingslampje voor te lage oliedruk (rood)
32. Laadindicatielampje van de dynamo (rood)
33. Verklikkerlampje met pijl van de richting-
aanwijzers (groen)
34. Verklikkerlampje van stadslichten (groen)
35. Verklikkerlampje van groot licht (blauw)
36. Schakelaar voor achterruitverwarming met waarschuwingslampje (tegen
supplement) ”
37. Sigareaansteker (met verlichting op de rand)
38. Lampje van verlichting in dashboardkastje met ingebouwde drukschakelaar
39. Tuimelschakelaar van elektrische ventilator van verwarmings- en
luchtverversingsinrichting met drie standen
40. Motortje van elektrische ventilator (2 snelheden)
41. Contactslot
42. Ruitewisserschakelaar met 3 standen
43. Keuzeschakelaar voor buitenverlichting en het geven van knippersignalen
Richtingaanwijzerschakelaar Claxondrukknop
Lampjes van binnenverlichting met ingebouwde schakelaar
47. Schakelaar van achteruitrijlamp
48. Achterruitverwarming (tegen supplement)
49. Vlotteraggregaat van benzinemeter
50. Vervallen
51. Richtingaanwijzers (achter)
52. Stop- en achterlichten
53. Nummerplaatverlichting
54. Achteruitrijlamp
KLEUREN VAN DE KABELS
Arancio oranje
Azzurro blauw
Bianco wit
Blu donkerblauw
Giallo geel
Grigio grijs
Marrone bruin
Nero zwart
Rosa rose
Rosso rood
Verde groen
Viola violet
Int. schakelaar
37

ELEKTRISCHE TIE
INSTALLA-
Spanning
12 Volt
Wisselstroom dynamo 42 Amp.
Voorzien van automatische stroom- en spanningsregelaar.
Geen enkele afstelling aan de regelaar mag door ondeskundigen uitgevoerd worden.
Laat dit uitsluitend aan uw FIAT-agent over.
Indien een radio gemonteerd wordt. mag er onder geen beding een suppressor op
aansluiting 67 van de regelaar van de wisseistroomdynamo aangesloten worden. De
aansluitingen 67 en 15 van dit relais mogen nooit verwisseld worden.
Accu
Capaciteit (bij ontlading in 20 uur) 45 Amp.luur.
Startmotor
Vermogen . . . . . . . . . . . . . . 0.8 kW
Directe inschakeling door middel van elektromagneet en rondsel met vrijloop.
Motortje van ventilator
Vermogen .
20 W
Motortje Vermogen
ruitewissers
van
25 W
Zekeringen
Negen zekeringen van 8 Amp. en één van 16 Amp. aangebracht in een houder.
geplaatst onder het instrumentenbord links van de stuurkolom.
38
GLOEILAMPEN voor
Soort
Stroomverbruik in Watt (12 Volt)
Koplampen voor groot licht en
gedimd licht .
Lampen vooraan voor
richtingaanwijzing .
stadslicht .
Lampen achteraan voor
stoplicht .
achterlicht .
Lampen achteraan voor
richtingaanwijzing .
Lamp voor achteruitrijlamp .
Lampjes voor nummerplaatverlichting Lampjes voor binnenverlichting Lampjes voor
richtingaanwijzing
aan zijkanten .
Lampje voor verlichting in bergkast je
Instrumentenverlichting .
Verklikkerlampje voor groot licht Verklikkerlampje voor richting-
aanwijzing .
Verklikkerlampje voor stadslicht Laadindicatielampje van de dynamo
Waarschuwingslampje voor te lage oliedruk ….
Waarschuwingslampje vop~ vermin-
dering van benzinevoorraad I .
Waarschuwingslampje voor te hoge
koelwatertemperatuur
bolvormig. duplo voor koplampen met asymmetrisch
dimlicht .
f 45 \ 40
I 21 \ 5
21 21 5 5
3
} bolvormiq, duplo .
bolvormig bolvormig cilindrisch cilindrisch
I
bolvormig .

AFMETINGEN

De grootste hoogte geldt voor onbelaste wagen. De inhoud van de. bagageruimte is
385 dm3.
PRESTA TIES
Snelheden
Maximum snelheden (na beeindiging van de
inrijperiode van 3.000 km):
in de 1e versnelling .
in de 2e versnelling .
in de 3e versnelling .
in de 4e versnelling .
35 km/uur 60 km/uur 95 km/uur
150 km/uur
Klimvermogen
Grootste onder volle belasting bestijgbare hellingen:
in de 1e versnelling .
in..de 2e versnelling .
in de 3e versnelling .
in de 4e versnelling .
GEWICHTEN
Eigen gewicht van de auto. gereed voor de weg met één reservewiel
en gereedschap .
Draagvermogen 5 personen
Totaalgewicht onder volle belasting
36 % 20 % 11.5%
6.5%
900 kg +50 kg 1300 kg
39

Fiat 124 Fal11iliale
VERSCHILLEN TUSSEN DE FIA T 124 FAMILIALE EN DE FIA T 124-SEDAN

40

Gegevens voor identificatie: Chassis Type 124 AF – version 111.
Brandstofvoorziening: Benzinetank van 47
liter. .

Waarschuwingslampje: Gaat aan als nog 5 à 7112 liter benzine resteert.
Achterbrug: Overbrenging 9 : 40. Achtervering: Gewijzigde plaatsing van
schokbrekers.

Achterschokbrekers: Bevatten 0.19 liter = 0.17 kg olie.

Banden: Lage druk (5.60 x 13)-6 ply. of radiaal 160 SR 13.
Velgen: 41hJ x 13.
Dè elektrische installatie verschilt op de volgende punten: .
Verlichting in bagageruimte is vervallen.
Interieurlampje voor achterste gedeelte van de wagen, voorzien van ingebouwde
schakelaar, toegevoegd (cilindervormig, 5W).
Gewijzigde nummerplaatverlichting.
Stoplichten, achterlichten en richtingaanwijzerlichten gewijzigd.
51
H.
52
Wijzigingen in het elektrisch schema (pag. 36-37)

23. Drukschakelaars in sponning van voorportieren voor lampjes van
binnenverlichting – 46. Binnenverlichtinglampjes met ingebouwde schakelaar – 47.
Achteruitrijlampschakelaar – 49. Vlotteraggregaat voor bezinemeter – 51.
Richtingaanwijzerlampen achter – 52. Stopachterlicht – 53.
Nummerplaatverlichting (beveiligd door zekering G) – 54. Achteruitrijlamp – 55.
Binnenverlichting met schakelaar (beveiligd door zekering Al.
41

Het reservewiel, de krik en de gereedschappen zijn opgeborgen onder de vloer van
de bagageruimte.
42

Door de achterbank en de rugleuning naar voren te klappen ontstaat
een groot bagageoppervlak.

AFMETINGEN

e -$ ===rT
r :~~~~D
-~’
I (m~1;’ 11 J Ilà

\ !I=~:li ~~

PRESTA TIES
Klimvermogen
Grootste onder volle belasting bestijgbare
hellingen:
in de 1 e versnelling .
in de 2e versnelling .
in de 3e versnelling .
in de 4e versnelling .
Topsnelheid
GEWICHTEN
35 % 19 (Yo
11 %
6.5%
± 145 km/u.
Eigen gewicht van de auto gereed voor de weg met één reservewiel
en gereedschap 900 kg
Draaq- 5 personen + 80 kg bagage vermogen 1 persoon + 380 kg bagage (0)
De grootste hoogte geldt voor onbelaste wagens; inhoud bagageruimte met de
achterbank in
de normale stand = 630 dm3; met de rugleuning naar beneden geklapt = 1200 dm3.
Gewicht van de volbelaste wagen 1360 kg
(0) De lading dient gelijkmatig over het bodem. oppervlak te worden verdeeld.

43

VULLINGSTABEL FlA T 124 SEDAN
Te vullen onderdeel

inclusief reserve va~’ , …. Radiator. koelwaterruimten van motor en verwar-

mingsinrichting .
Motorcarter en filter (2) Versnellingsbak
Achterbrug .
Stuurhuis
Hydraulische remcircuit vr. Hydraulische remcircuit ar. Hydraulische
schokbrekers vóór. ieder
Hydraulische schokbrekers
achter. ieder .
Reservoirtje voor voor-
ruitsproeiers (3)
Hoeveelheid
L
Kg
Te vullen met
Brandstofreservoir

39
4 à 6.5
7.5 3.75 1.35 1.30 0.215 0.16 0.20
0.12
0.215
0.75
3.5 1.25 1.20 0.195 0.16 0.20
Superbenzine
Water (1)
FIAT motorolie (4) ze 90 olie
FIAT olie W 90/M (SAE 90 EP)

FIAT- speciale vloeistof blauw etiket

} FIAT SA!. olie
Mengsel van water en FIAT-vloeistof D.P./1 (geconcentreerde oplossinq]

(1) .~ Winters te ‘vervangen door een mengsel van water met FIAT (lnlivries.
Desgewenst kan men FIAT-“pmnflu-11” koelvloeistof qebruikeu in een oplossing van
5011/11. Dit koelmiddel is roestworend. antt-corrostef en voorkomt
schuirnvormlng en ketelsteen. Vriespunt -35 C
Fint- “Porallu-t t” hoef slechts om de 60.000 krn of om cle 2 Jtlé”lr Ie worden
vervanqen. Men zorge ervoor dal de concentratie DIJ peil blijft daar anders hel
vriespunt stijg!. mei i1!1C eventuele gevolgen van dien.
(2) De totale hoeveetl.eid voor 01iep811. filter en leidingen is
44
3.9 1<9: de hierboven aangegeven hoeveelheid is nodig voor hervulling bij de
periodieke olie verversing en.
(3) 30 cc vloeistof per liter water in de zomer. in de winter i’s cle verhouding
1 1: bij temperaturen beneden cle -5 C gebruike men DP/1 oplossing in onverdunde
toestand.
(4) ’s Zomers en ‘5 winters motorolie HO”30 of multiqrade olie 20W”40 -qebruik
en.
(,) Attentie: Nooit bijvullen met olie van andere merken of soorten. bij. het
overgaan op deze oliën in niet nieuwe motoren eerst cle motor grondig
doorspoelen.
BANDENSPANNING
Sedan
Fam.
Voorbanden
1.4
1.4
Achterbanden
1.7
1.9
Bovenstaande spanningen zijn voor volbelaste wagens.
Bij gebruik van de wagen door een persoon kan de bandenspanning op de
achterbanden met 0.2 kgl cm2 verlaagd worden. Spanning voorbanden niet verlagen.

D11611D1 III1BB
De olie die speciaal voor uw FIAT werd samenqesteld.
Verhijgbaar bij uw FIAT-agent.
Oliefiat. ook voor de overige smeermiddelen. antivries enz.
Vraag bij uw servicebeurten steeds om Oliofiat.
}
}
{

INHOUDSOPGAVE
!ogevens voor de identificatie Introductie
nderdelen
I lot-service . . . .
Voorschriften voor de inrijperiode
urantle .
Wogwljs in uw FIAT 124 Portleren en zitbanken’ V IIlgheidsriemen . .
ontrole- en bedieningsorganen Annalaan van de motor Wogrljden
Onder het rijden
I arkeren . . .
Vorwarming en luchtverversing II t wisselen van een wiel
liet opkrikken met de garagekrik Ilopen . .
I’rokhaak . . .
neeuwkettinqen
Onderhoud
I,l’nerings- en onderhoudsschema’s 1=Jl’nering van de motor I3randstofvoorzien
ing
Koeling
Transmissie . . . rlol’nsysteem . . . Voorwielophanging Schokbrekers Stuurhuis .
. Voorwiellagers
Startmotor
2 3 3 3 4 4
Toesporing en vlucht van de wielen
Banden ….
Wisselstroomdynamo
Bougies . . . .
Accu
Koppeling van cardanas Differentieel . . . . Versnellingsbak
Zekeringen v. d. elektrische installatie Voorruitsproeiers .
Ru itewissers .
Gereedschap
Reispakket
Lampen verwisselen Ca rrosserie-onderhoud
5 7 9
12 13 13 13 14 16 17 17 17 18
Technische gegevens Motor . .
Transmissie
Remmen
Vering . . Stuurinrichting en wielen Elektrisch schema . Elektrische installatie
Gloeilampen
Afmetingen
Prestaties .
Gewichten
Vuilingstabel Bandenspanning
19 19 21 22 23 23 24 24 24 24
FIAT 124 Familiale
Verschillen met de ,,124″-sedan
Een exemplaar van dit boekje wordt verstrekt bij elke nieuwe wagen
24 24 25 25 25 25 25 25 25 26 27 27 27 27 27 30
32 34 34 35 35 37 38 38 39 39 39 44 44
40
originele

onderdelen
garanderen veiligheid, betrouwbaarheid en juiste pasvorm.
Daarom:
voor al Uw’ onderhoud en reparaties uitsluitend originele FIAT-onderdelen!
De beschrijvingen en afbeeldingen In het onderhavige boekje zijn niet bindend;
FIAT behoudt zich dan ook het recht voor om op ieder ogenblik,. zonder gehouden
te zijn dit boekje tijdig te wijzigen, met behoud van de hoofdkenmerken
veranderingen aan te brenge.2.,.in organen, bijzonderheden 6’f i’l>èblihoren,
welke zij wen seIiJI:<, 00tdeefl ter verbeterlnq of om
n~e reden van constructieve of commerciële aard.

I.

J.
1l11li11l
IIBD is uitperust
I M PO RTE U•R:
LEONARD LANG b.v.
Correspondentie-adres: POSTBUS 5180 – AMSTERDAM
1,
Afdeling: Ad,~es:
Showrooms Stadhouders kade 113
OOK ZATERDAGS (tot 17 uur) GEOPEND

Technische Dienst Daniël Goedkoopstraat 9 Onderdelenmagazijn (Industrieterrein
Amstel)
Centrale Daniël Goedkoopstraat 9a
werkplaats (Inc1ustrleterreln Amstel)
Hoofdkantoor: .
STADHOUDERSKADE 113 – AMSTEflCAM-ZUID
TELEFOON (020) 73 08 67
Telefoon: (020) 7308
 

 

 

ARMISOFT